Een herberg voor schepen

Adri Meerman, augustus 2021

Eind vorige eeuw werd er al nagedacht over de toekomst van het Scheldeterrein wanneer de directie van de scheepswerf zou besluiten richting Sloegebied te verhuizen. Er werden al studies gedaan naar dit gebied, waarbij woningbouw een vaak genoemde optie was. Inmiddels is duidelijk dat op het voormalige Scheldeterrein een nieuw stadsdeel is verrezen. De Dokhaven vormt het centrale punt van het geheel en kent een bewogen geschiedenis.

Gezicht op de Dokhaven met een oorlogsschip aan de kade, circa 1820. (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen, nr. 1293)

Dwangburcht

Nadat Vlissingen zich in 1572 bevrijd had van de Spanjaarden, breidde de stad zich oostwaarts uit in het gebied waar Alva zijn dwangburcht of citadel had gepland. De Pottehaven werd gegraven en aan weerszijden ervan verrezen statige huizen. De eraan grenzende woonwijk kreeg de Palingstraat als hoofdstraat. 

De Tachtigjarige Oorlog was inmiddels een nieuwe fase ingegaan. Spanje was door een aantal faillissementen achterop geraakt, maar had desondanks de belangrijke havenplaats Antwerpen sinds 1585 in haar bezit. Als gevolg hiervan namen veel kooplieden de wijk naar de Noordelijke Nederlanden en werd de Westerschelde hermetisch afgesloten.

Ook voor Vlissingen begon de economische bloei in het begin van de ‘gouden’ zeventiende eeuw goed door te zetten. Met name op het gebied van de handel, visserij en kaapvaart maakte de stad goed gebruik van haar perfecte ligging aan de monding van de Westerschelde. 

Prins Maurits, Heer van Vlissingen sinds 1590, had grootse plannen met de stad. Onder zijn leiding werd Vlissingen een heuse vestingstad met binnen de wallen en bastions de ‘herberghe’. Zo noemde men de Dokhaven die tussen 1609 en 1613 werd gegraven en moest dienen voor het herbergen van de vele schepen die een veilig heenkomen zochten voor storm en ander onheil. 

De haven werd ter hoogte van de Palingstraat van een sluis voorzien, waardoor de eveneens nieuwe haven, de Oosterhaven, een getijdehaven werd. Rond deze havens verrezen natuurlijk allerlei bedrijven die iets met de scheepvaart te maken hadden, zoals scheepstimmerwerven en lijnbanen.

Al snel kwam men tot de conclusie dat er een groot verschil bestaat tussen het graven en op diepte houden ervan. De schepen kregen immers een steeds grotere diepgang.

Oorlogsschepen

Het Vlissingse stadsbestuur werd in 1680 al voor problemen gesteld toen het verzoek hen bereikte dat de docke soude bequaam gemaakt worden tot het leggen van ’s lands oorlogsschepen.

De gesteldheid van de Dokhaven had tot gevolg dat deze schepen muurvast in het slijk kwamen te liggen zodat het Zeeuwse gedeelte van ’s lands trots in Vlissingen lag te vergaan. Prins Willem III bracht in 1687 redding en machtigde het Admiraliteitscollege van Zeeland een lening van 300.000 gulden te sluiten voor het maken van een geschikt dok in het Zeeuwse gewest. De deskundigen twijfelden nog even tussen Veere en Vlissingen, maar lieten de keus uiteindelijk op Vlissingen vallen omdat daar al een Dokhaven aanwezig was. 

Blij

Enerzijds was het stadsbestuur blij met deze keuze vanwege de grote voordelen in de vorm van een toename van de bevolking, het bevorderen van de commercie ter zee en de scheepsbouw en het belangrijke feit dat de gemeentebegroting niet meer belast werd met de kade- en havenwerken.

Anderzijds werd het stadsbestuur de verplichting opgelegd alle particuliere bedrijven ter weerszijden van de Dokhaven te manen hun scheepstimmerwerf of lijnbaan naar elders te verplaatsen. Ook mochten koopvaardijschepen geen gebruik meer maken van de Dokhaven.

Voorzichtig probeerde het stadsbestuur nog protest aan te tekenen bij de Prins, maar moest uiteindelijk bakzeil halen na diens ultimatum om het dok anders in Veere aan te leggen. In 1693 was de nieuwe Dokhaven voltooid die aan maar liefst tachtig oorlogsschepen een ligplaats verschafte.

Scheepswerf De Schelde 

Napoleon kon in het begin van de negentiende eeuw nog dankbaar gebruik maken van deze voorziening voor het herbergen van zijn Engelse invasievloot, welke invasie overigens nooit heeft plaatsgevonden. In 1809 besloot Engeland zelf een invasie te organiseren waarbij Vlissingen zwaar werd beschadigd.

Nadat Vlissingen in 1866 werd opgeschrikt door het vertrek van de Marinewerf naar het noorden des lands kwam de redding voor de stad ditmaal van ene Arie Smit uit Slikkerveer. Hij kreeg toestemming er een scheepswerf te vestigen. In 1875 werd deze gerealiseerd. 

Dit artikel is een geactualiseerde versie van mijn artikel in de rubriek ‘Even Omzien’ in de PZC van 13 mei 1997.